Stamboom INTRO pagina 1
Koelietraktaat, vervolg
Op 10 februari 1872 werd het traktaat bekrachtigd door de Engelse koningin Victoria en koning Willem
III van Nederland, waarna de werving begon. Een kopie van het traktaat is straks te vinden op deze site.
Of bekijk het hier met een bespreking ervan.
Op 26 februari 1873 vertrok het zeilschip Lalla Rookh als eerste met 410 immigranten uit Calcutta naar Suriname. Het
ging 99 dagen later voor anker in de monding van de Surinamerivier. Overbezetting, slechte voorzieningen en
misstanden hadden hun tol geëist: elf contractanten hadden de reis niet overleefd. Onder de overlevenden waren 279 mannen,
70 vrouwen, 32 jongens en 18 meisjes. Er zouden nog 63 schepen volgen. In totaal kwamen 34.304 BritsIndiërs als
contractarbeider naar Suriname. Daarnaast kwamen nog enkele duizenden BritsIndiërs als vrije immigrant in Suriname aan.
Het laatste schip met contractarbeiders, de stomer Dewa, vertrok op 7 april 1916 uit Calcutta en arriveerde op 24 mei van
dat jaar in Suriname.
De meeste Hindoestaanse contractarbeiders in Suriname kwamen uit het noorden van BritsIndië, en dan vooral uit (het
huidige) Uttar Pradesh, Bihar en Bengalen. In dit deel van het land werden ook honderdduizenden contractarbeiders voor andere
Britse en Franse koloniën geworven. Het gebied was ernstig verarmd en had te kampen met voedseltekorten, doordat de Britten
de agrarische productie zoveel mogelijk in dienst hadden gesteld van het moederland. Tegelijk was de bevolking sterk gegroeid
dankzij betere gezondheidsvoorzieningen, en dat zette de boel op scherp. Veel boerenfamilies bevonden zich in een uitzichtloze
situatie op een zeker moment stond 90 procent van de boeren bij hun landeigenaren in het krijt.
Dat maakte de bevolking ontvankelijk voor manipulatie en oproepen tot verzet. Toen de Engelsen een maatregel afkondigden die de
rechtspositie van pachters ten opzichte van landeigenaren moest versterken, wisten die landeigenaren de pachters in 1857 juist
achter zich te krijgen. Ze suggereerden dat de veranderingen niet van respect getuigden voor de lokale cultuur. De Grote Muiterij
(Great Mutiny), waar het oproer in uitmondde, leidde tot een hardere opstelling van de Engelsen ten opzichte van de
BritsIndiërs in het algemeen en ten opzichte van Uttar Pradesh in het bijzonder.